STADHUIS
- De ‘man in de straat’ aan het woord -
Zoals het stadsbestuur zich langzaam emancipeerde ten opzichte van de hertogen, werden ook de lagere bevolkingsgroepen in de stad zelf steeds mondiger. De sociale spanningen kwamen in Zoutleeuw een eerste keer aan de oppervlakte in de dertiende eeuw. In de middeleeuwen gebeurde dit telkens volgens het zelfde patroon: eerst deed het stadsbestuur enkele toegevingen aan de opstandelingen, maar kort erna werd de klok weer teruggedraaid door een beslissing van de hertog van Brabant. In 1307 nam de hertog bijvoorbeeld een hele reeks maatregelen om opstanden tegen te gaan. Zo werd er een vergaderingsverbod ingesteld en mocht er geen geld ingezameld worden (wat in de praktijk vaak gebeurde uit solidariteit, om boetes van opstandelingen gezamenlijk te betalen). Al wie geweld pleegde tegen de hertog of de stad moest zijn wapens inleveren en alle bannelingen bleven voor eeuwig verbannen. De ambachten, de religieuze instellingen en de gast- en ziekenhuizen werden onder voogdij van de geslachten geplaatst. Hoewel het stadsbestuur dus wel onafhankelijker werd van de hertogen, ging het zeker niet om een ‘democratisering’ van het politieke leven in Zoutleeuw. De macht was immers uitsluitend weggelegd voor een toplaag van stedelingen.