MARKTPLEIN
- … En verkocht -
De lakens die in Zoutleeuw werden geproduceerd, waren niet enkel voorbestemd voor de Zoutleeuwse bevolking. Ze werden immers ook ver buiten de stadsgrenzen verhandeld. De Brabantse hertog Hendrik I gaf de stad bijvoorbeeld in 1213 de toestemming om een jaergeding (‘jaarmarkt’) te organiseren, wat in deze tijd een voorrecht was dat niet aan alle steden gegund was. Deze jaarmarkten waren economische draaischijven en lokten heel wat handelaars naar de stad, waardoor de lokale industrie gestimuleerd werd en het stadsbestuur via belastingen meer inkomsten kreeg. Vanaf 1383 mocht de stad zelfs twee jaarmarkten organiseren, die vier dagen mochten duren en telkens moesten plaatsvinden rond Pinksteren en in de herfst. Daarnaast waren er in Zoutleeuw ook wekelijkse markten voor een lokaal publiek. De plaats waar deze markten plaatsvonden, werd genoemd naar de goederen die er verhandeld werden: de Korenmarkt, de Kaasmarkt, de Garenmarkt, de Vismarkt en de Varkensmarkt. In de middeleeuwen werd er dus nog niet gesproken over de ‘Grote Markt’ zoals vandaag.